Vrijwilligers... uit de juiste patat gesneden!
Met zo’n 750.000 zijn ze, de vrijwilligers die zich in Vlaanderen inzetten. Sommigen doen dat elke dag opnieuw, anderen maken zich met momenten vrij. De één geeft veel tijd, de ander wat minder. Maar één ding hebben ze gemeen: die duizenden vrijwilligers zetten zich onbezoldigd en uit vrije wil in voor een goed doel, in hun buurt, bij acties en evenementen of in een organisatie. Ze zetten hun talenten in en doen dat meestal met veel plezier en voldoening.
Het zijn net dié vrijwilligers die de rode draad vormen doorheen de verschillende jobs die ik al deed. Mijn carrière begon ik als onderwijzer in het vijfde leerjaar. Na een aantal omzwervingen sta ik, nu als directeur, wéér middenin het schoolgebeuren. Wat ik 20 jaar geleden misschien niet helemaal besefte, is me nu méér dan duidelijk. Zonder de vrijwillige chauffeurs zouden we nooit op uitstap gegaan kunnen zijn. Of zouden
we de bar tijdens het schoolfeest niet bemand gekregen hebben. Zonder vrijwilligers zou er ook nu geen ouderraad geweest zijn, geen fluojasjes-actie aan de schoolpoort of geen kerstmarkt tijdens de rapportenmiddag.
Na twee jaar lesgeven, greep ik de kans om de gemeentelijke jeugddienst van Zonnebeke uit te bouwen. Ik was de jeugddienst. Een éénmansdienst. Zonder al die jonge gasten die ‘zomaar’ kwamen helpen, had ‘mijn’ jeugddienst niet veel voorgesteld. Zonder vrijwilligers geen speelpleinwerking, geen jeugdhuis of jeugdbewegingen. Zonder hen geen jeugdraad, geen Buitenspeeldag of toffe festivalletjes.
Terwijl ik dit schrijf, denk ik plots weer aan Corine. Ik leerde haar als student kennen als de moeder van één van mijn kotgenoten. Vele jaren later zag ik haar plots zitten op de oprit van ons Plokkersheem, het jeugdverblijf in Watou dat ik –ook weer met heel wat vrijwilligers- mee uit de grond mocht stampen.
“Aha, meneer Dujardin, goeiemorgen! Goesting in een tas koffie?” Het is een blij weerzien. Corine zit op een plastieken tuinstoel een ongelofelijke berg aardappelen te schillen. Al meer dan 10 jaar gaat ze mee in één van de kookploegen van Pirlewiet, drie vakantieperiodes per jaar. Er zit een fonkel in haar ogen als ze vertelt.
“Vroeger gingen we mee met de lokale Chiro om te koken, maar toen onze gasten stopten met leiding geven, was het voor ons ook gedaan…”
Wat dan volgt is een schitterend verhaal over toevalligheden. Over hoe ze toevallig in Klasse zag staan dat Pirlewiet vrijwilligers zocht. Over gevraagd worden om voor de eerste keer met hen mee te gaan terwijl ze thuis was om te revalideren na een operatie. Over die ene kennis die stopte met “zomaar” goede doelen steunen, maar nu wel telkens gratis aardappelen levert voor elk kamp waar Corine in de kookploeg staat. Over een andere kennis die haar van witloof voorziet. “En als het het seizoen niet is voor witloof, geeft ze me een paar kilo aardbeien mee!”
Ze verlangt al naar de lachende gezichten vanavond als de handgesneden frieten op tafel zullen komen. Samen met het verse stoofvlees dat “hare Tuur” deze namiddag zal laten pruttelen, is het een echte kampklassieker geworden. “En het schoonste is de gemeende merci die we dan van de gasten krijgen. Daarvoor doe je het op zich niet, maar dat doet toch deugd!”
En zo schilt en snijdt ze verder. Tussendoor gaat ze regelmatig stilletjes kijken in de kamer waar één van de animatoren ziek ligt te rusten. “Tjah, eens verpleegster…”
Ik zie door het raam hoe Tuur ondertussen de laatste ontbijtkruimels uit de eetzaal veegt terwijl het frietvet opwarmt voor een voorbak-marathon van een paar uurtjes.
Ik besef nog maar eens dat ze een standbeeld verdienen, al die vrijwilligers. De stille krachten én de babbelaars, de begeleiders én de organisatoren, de administratieve én de brute krachten. Een standbeeld dat onthuld wordt op een groot feest. Een groot feest met een lange tafel waarop handgesneden frieten en vers stoofvlees staan, gemaakt door de Tuurs en de Corinen van deze wereld!