Vaderklap

View Original

Laat ze los...

Italië, zondagmiddag. Een gelateria stalt zijn terrasstoelen uit. Mensen keuvelen onder de eeuwenoude kerktoren van het kleine dorp in de heuvels. Op de flanken van de berg met veel te steile en talrijke haarspeldbochten slingert een wagen met Belgische nummerplaat zich omhoog. In de hoop hier alstublieft geen tegenligger te kruisen. Op de top, na een rit met dichtgeknepen billen, wacht een prachtig uitzicht en een manege waar de kinderen een paardrijtocht ondernemen in de bosrijke omgeving.

De start van een perfecte vakantiedag. De verfrissende duik in de helderblauwe zee van de bloemenriviera voegt er nog net dat extraatje aan toe. Voldaan keren we terug naar onze pittoreske camping en toveren een aperitief met streekproducten op tafel.  

Iedereen stort zich uitgehongerd op de grisini met pesto en we slaan aan het koken -pasta, wat anders?- terwijl de kinderen zich uitleven op het uitgestrekte rotsachtige terrein met diep uitgesneden rivier. Het perfecte plaatje?  

Maar dan gebeurt het...

De saus pruttelt op het onhandige te kleine kookvuur en de kinderen worden stilaan aan tafel geroepen. Maar waar zijn ze? Wellicht waar ze altijd spelen op deze camping: In het dal bij de rotsen achter de tent. Vreemd, hier zijn ze niet. Ook niet bij de andere kampeerplaatsen of het terrein achter het restaurantje?  

Een eerste boosheid welt in mij op: waarom hebben ze niets gezegd? Zijn we onverantwoord als we ze alleen laten spelen?

We spreken enkele andere kampeerders aan maar niemand heeft ze gezien. De boosheid maakt plaats voor een lichte, nog controleerbare ongerustheid. Dit is niet van hun gewoonte. Het zal toch niet waar zijn dat ze zonder ons te verwittigen naar de waterval gegaan zijn om nog even te zwemmen en van de rotsen te springen? Dat is een tocht van 10 minuten afdalen langs een bospad! Bovendien zijn ze nog maar 6 en 8. We deden het hier wel al zo vaak, maar altijd samen...

Mijn vrouw zoekt tevergeefs verder en ik besluit de watervalpiste te gaan onderzoeken. De licht controleerbare ongerustheid verhoogt stilaan in gradatie, maar is nog steeds beheersbaar.

Tijdens de afdaling flitst er vanalles door mijn hoofd. Kwaadheid omdat ze ons niets gezegd hebben, ongerustheid ook : “misschien hebben ze een andere weg genomen en zijn ze het spoor bijster”. “ misschien is iemand gevallen?”

Ik besluit mijn trots opzij te schuiven en voorbijgangers op terugtocht te vragen of ze 2 donkerharige jongens van 6 en 8 gezien hebben, beneden bij het water. Telkens is het antwoord neen... ik begin te zweten, deels van de inspanning, deels van de verhoogde stress. “Straks zal ik ze wellicht aantreffen bij het water”, sus ik mezelf. Dat kan haast niet anders. Ik zal proberen niet boos te worden, mompel ik ook nog.

Hoe meer tijd er verstrijkt, hoe meer ongewilde scenario’s de revue passeren. Straks wordt het donker... Hevig zwetend nu en met licht verhoogde hartslag kom ik uiteindelijk aan bij onze zwemplek bij de waterval. Niemand... ik vloek, maar panikeer nog net niet.

Op dat moment gaat mijn gsm over. Het is mijn vrouw, om te zeggen dat de kinderen terecht zijn en ze dolenthousiast zijn over een oude droge rivierbedding die ze gevolgd zijn, de heuvel op...En dat ze het ons morgen zeker eens gaan tonen.  

Ik moet het hele eind nog terug. Tijd genoeg dus om na te denken over wat gebeurd is. Hoe zal ik reageren als ik ze zie? In eerste instantie boos en teleurgesteld, denk ik. Boos en teleurgesteld omdat ze niets gezegd hebben, dat had ons een hoop gedoe bespaard. Ik sudder in mijn eigen kwaadheid en besluit om in eerste instantie de hele avond gewoon niets te zeggen, bij wijze van kinderachtige represaille.  

De terugweg steil omhoog maakt mijn gedachten milder. Ik besef dat mijn idee om te zwijgen niet echt constructief is en per slot van rekening zijn ze terecht. De ongerustheid is nu volledig weggeëbd. Ik probeer me even in hun plaats te stellen. Ik zeg wel probeer, want ergens schemert er nog een zweem van ontgoocheling door. Maar bij elke stap omhoog probeer ik me meer en meer te verplaatsen in hun leefwereld en in die van mezelf toen ik klein was.  

Ik denk aan die keer dat ik samen met een vriend ging fietsen in plaats van naar de voetbaltraining te gaan en onze ouders in grote ongerustheid achterbleven omdat we er nooit aangekomen waren. Wij waren ons van geen kwaad bewust en hadden de namiddag van ons leven gehad. Kwam dit hier nu niet een heel klein beetje op hetzelfde neer?  

Tegen dat ik de laatste rotsen naar boven klom, was het me ongeveer gelukt: de onrust in mij was wat gaan liggen. De oudste kwam met zijn armen opengespreid naar me toegelopen, zich ook van geen kwaad bewust. Net als ik, destijds. Boos zijn kon ik niet meer. 

Toen ik vroeg waarom ze niets verteld hadden over hun intenties zeiden ze : “jamaar, dan ging er zeker iemand meegegaan zijn en dat is zo leuk niet”.  

De pasta was koud maar smaakte nog. Bij de afwas na het eten - mijn moment van quarantaine - dacht ik na over zijn woorden. Hij had gelijk. Dit gaat in essentie over zeer graag zien, bezorgd zijn maar toch ook kunnen loslaten. Ruimte geven voor hun eigen zin en avontuur. Aanvaarden dat ze hun eigen keuzes zullen en willen maken, zonder inmenging van hun vader of moeder. Het is onze taak om ze op weg te zetten en onze bedoelingen zijn goed en, gezien hun leeftijd, nog broodnodig maar soms mag en moet de vrijheid het eens overnemen van de controle. Dat zou het bij mij ook eens wat meer mogen doen. Net zoals vroeger.  

Het is een les in vertrouwen dat het goedkomt, maar het is niet altijd evident.

Wij gaan hun pad echter, letterlijk en figuurlijk, niet kunnen blijven uitstippelen, al helpen we ze op weg waar we kunnen en proberen we stommiteiten te vermijden. Dat is onze taak, maar ooit gaan ze hun eigen weg. De oefening in loslaten moet dus ooit eens beginnen. Laat het dan maar op een oude rivierbedding ergens in Italië zijn.