Introspectie in Lockdown.
Als de corona-lockdown voor iets goed was, dan wel voor de vader-dochter bonding. Gedurende een periode van enkele weken kon M. niet naar de crèche en zagen we haar volcontinue thuis opgroeien. Net als in vele andere gezinnen, werd het een intense periode van balanceren tussen telewerk, kinderen entertainen en het huishouden. Deze periode gaf me ook de ruimte voor wat introspectie over mezelf en mijn omgang met een dochter die nietsvermoedend door haar peuterpuberteit heen fietst.
Uiteraard heeft M. wel wat peuterpubertrekjes. Ze heeft wel eens onverwachte driftbuien, we moeten vaak eindeloos herhalen dat iets niet mag of ze kan haar ouders compleet negeren, om vervolgens doodleuk haar zin te doen… Maar de lockdown hield me ook een spiegel voor, want ondanks de ochtendkoffie was mijn lontje soms wel korter dan anders. Als die lont na een tijd weer meer lengte kreeg, kwam de ratio terug samen met het besef dat M eigenlijk helemaal niets verkeerd deed. Vaak ging het slechts over een aaneenschakeling van kleine gebeurtenissen waar ík me op dat moment aan ergerde.
In de spiegel zag ik grote vraagtekens boven mijn hoofd, plots geconfronteerd met een onschuldige peuter die vrolijk wat grenzen loopt te verkennen. Ik heb me suf gezocht naar antwoorden, of naar een toverspreuk die ervoor zorgt dat er geen waardeverlies is op je berispingen. Hoe blijf je in vredesnaam consequent, want springen op het terras mag best, maar springen in bad doet ze beter niet. Inderdaad, ik ben dus blijvend zoekend en als ik google op “hoe omgaan met een peuterpuber”, krijg ik in hoofdzaak als antwoord: “het is een fase, als je je zorgen maakt, contacteer een huisarts.” Zorgen over M. maak ik me niet, maar de vraag hoe je ermee omgaat, blijkt geen standaardantwoord te hebben.
De lont mag dan nog zo lang zijn, je vraagt je bij iedere situatie af wat de beste reactie is. Laten begaan en haar laten ‘winnen’, haar afleiden en letterlijk op andere gedachten brengen? De rust in jezelf proberen terug te vinden en haar de situatie uitleggen, of haar in extremis toch even laten afkoelen in de hoek, om daarna te beseffen dat je met een verdrietig kind zeker niet beter af bent.
En dan breekt plots de zon door en sijpelt het codewoord mee binnen: “Geduld”. Een principieel codewoord, waar ik zelf nog wel betekenis aan moest geven, maar het was het proberen waard.
Geduld betekent niet ‘afwachten en kijken naar de klok in afwachting dat het gedrag van M. plots omslaat’. Geduld betekent vooral beseffen dat M meer ruimte verdient en nodig heeft om op te groeien en haar eigen verhaal te maken. Geduld betekent dat ik M. meer moet laten doen, en niet voortdurend haar gedrag wil bijsturen aan mijn onrealistische verwachtingen. Geduld betekent meer dan tellen tot tien, al hielp dat soms wel.
Kortom, de lockdown confronteerde me eigenlijk niet met M, maar eerder met mijn eigen ongeduld en controledrang. Dus tot slot nog even een pluim voor kinderverzorgers en onthaalouders, want deze mensen lijken wel standaard te beschikken over deze bijzondere vaardigheid.
Geduld, een heerlijke deugd, maar soms zo moeilijk te vinden…