De reiger
Maandagmorgen 18 mei 2020. De eerste schooldag in een nieuw tijdperk. Met enige fierheid kan men aankondigen dat de maatregelen versoepeld zijn. Ik heb net mijn zoon van 6 naar school gebracht. Een ietwat bevreemdende ervaring. Hetzelfde gebouw, dezelfde juffen, maar een andere beleving. Fiets parkeren voor de schoolpoort, mooi in de aangeduide vakken stappen, afstand houden, mondmasker aan, geen praatje aan de schoolpoort over hoe het met iedereen gaat, geen koffie in de keuken om de dag te starten.
Tevreden dat dit terug kan, maar dit voelt niet meer als onze school. Een vluchtige, snelle kus voor mijn jongen. In de verte zie ik hem vanaf de 1,5m regelafstand op de speelplaats zijn vriendjes hartelijk begroeten. De schooltuin ligt er uitnodigend bij. Hij omarmt de aanwezige jeugd in al zijn glorie. Het doet deugd om de oprechte kinderlach van onze zoon te zien. Dit is waar hij al lang naar uitkeek. Zoveel is duidelijk.
Toch maakt een dubbele gedachte zich van mij meester bij het verlaten van de school. De uiteengeschoven banken, het wachten op vooraf aangeduide stippen met een nummer, de eigen emmer waarin ze hun handen moeten wassen, geen speelgoed doorgeven, de aanblik lijkt voor mij zoveel koeler. De vraag is in hoeverre mijn zoon dat zo zal ervaren. Dat komen we vanavond aan de keukentafel dan wel te weten. Het belangrijkste lijkt me nu dat hij terug voor 1 dag in de week zijn vrienden kan terugzien. Dat hij kan zijn wie hij echt kan zijn. Al zal samen ravotten nu wel op een andere manier gebeuren, daar hebben we hem in de mate van het mogelijke over ingelicht.
Mijn groot respect gaat uit naar al die leerkrachten die de voorbije weken onze kinderen zoveel mogelijk met raad en daad bijgestaan hebben. Ze hebben zichzelf heruitgevonden en je kan niet anders dan daar je hoed voor af doen. Toch – het lijkt een constante deze dagen - kan ik me niet van de indruk ontdoen dat er bij hen ook een soort ontgoocheling rondwaart. Onze school is een hechte gemeenschap en die gemeenschap is nu herleid tot een rangorde der belangrijkheid. Het lijkt de omgekeerde wereld, maar er was in de praktijk meer mogelijk dan op papier.
Op de terugweg naar huis zie ik een reiger laag boven de Schelde scheren. Hij lijkt me te volgen op mijn tocht huiswaarts. De schoonheid van de natuur heeft ons al veel gegeven de voorbije weken. Een gevoel van dankbaarheid voor het herontdekken van mijn eigen streek overvalt mij. Ik denk nu aan mijn 8-jarige zoon. Hoe kunnen we onszelf nog eens heruitvinden nu hij nog steeds niet naar school mag en zijn broer wel? Welk perspectief kan ik hem nu bieden? De ijsjeskar zal geen soelaas meer brengen, vrees ik. Hij wil ook zijn vrienden. Logisch. Het effect van de digitale vervangcultuur is stilaan uitgewerkt en eerlijk gezegd krijg ik het ook allemaal niet meer helder uitgelegd waarom. Ik vermoed dat hij zich straks tevreden zal stellen met een 1-tegen-1 voetbalmatch in het park.
De reiger houdt even halt. Ik wou dat mijn gedachten hetzelfde konden doen. Ze malen echter onverbiddelijk verder naar achtereenvolgens het beeld van onze onbevangen 2-jarige telg, de helaasheid der gevormde bubbels en de rol van de grootouders.
Ik ben nu bijna thuis en ben vastberaden dat er deze week ergens aan die grote ronde Veiligheidsraadtafel iemand zijn stoel zal achteruit schuiven en met luide stem zal zeggen: “Volgende week zullen onze kinderen terug zorgeloze kinderen zijn”. Waarna ze achtereenvolgens druk aan het werk gaan om dit in een concrete context te gieten. Het moet verdomd niet makkelijk zijn.
Terwijl ik dat alles aan het overpeinzen ben stal ik mijn fiets tegen het hek en word ik hartelijk begroet door mijn oudste zoon. “Dag papa!” Hij is klaar voor weer een voetbalmatch op het scherp van de snee. En wie weet volgt er vanmiddag dan toch weer een ijsje. Zou de reiger inmiddels ook zijn nest bereikt hebben?