Un autre monde est possible
Zaterdagmorgen.
De koffer van onze auto zit vol dekens, slaapzakken en –matjes, jassen, truien, rugzakken en schoenen. Daartussen ook nog wat brandhout en voedsel. Ik heb geprobeerd om alles gestructureerd te ordenen, want weet niet welke chaos ik in Duinkerke kan verwachten. Het is voor mij de eerste keer dat ik naar ‘de kampen’ ga. Ik voel me raar vanbinnen.
We hebben tegen 11 uur afgesproken op een snelwegparking. De andere auto’s die straks meerijden zijn gemakkelijk te herkennen: gevulde bananendozen, gestapelde dekens en bidons water. Het miezert, dus de kennismaking met Robert gebeurt binnen. Robert ziet er precies uit zoals ik me hem had voorgesteld: grijzende haren, stevige snor, een gevoerd houthakkershemd met rits, blauwe jeans en stevige schoenen. Zijn leeftijd durf ik niet goed in te schatten: een stuk in de zestig?
Deze man kent zijn weg in Duinkerke. Hij gaat er twee keer per week, al al die maanden aan een stuk. Een goeie gids dus. “De sfeer is vrij OK momenteel. Het is droog in de kampen, dus dat scheelt wel. Wie heeft wat mee?” Robert verdraagt geen minimaliseren. “Zelfs het kleinste dat je bij hebt, is waardevol. Een onnozel pakje lucifers kan van cruciaal belang zijn. Als ze vanmorgen hun aansteker kwijt geraakt zijn… Iedereen moet wél beseffen dat het echt een strijd is. Wat je vandaag geeft, kan hen morgen al weer afgepakt worden. Tenten en zeilen worden meegenomen of stukgesneden. Ze proberen iedereen te ontmoedigen hee!”
Rond half twaalf vertrekt onze kolonne van een tiental wagens. We passeren een afrit naar Diksmuide, de stad waar ik elke dag ga werken. Mijn GPS toont aan dat het maar 27 kilometer meer is tot in Duinkerke. Da’s verdomd dichtbij. Mijn eigen ouders wonen op 20 kilometer van ons thuis…
Dunkerque. We passeren langs enkele grote warenhuizen. Langs de achterkant van de parking rijden we verder, een klein straatje in. Aan de rand van een bos stoppen we. “Hier is het eerste kampje voor vandaag. Wij zullen starten bij de Pakistani. Door een etnisch conflict kunnen ze zelfs hier in deze miserie moeilijk samen met de Koerden in eenzelfde groot kamp terecht. Dat zijn precies twee hanen die je tegenover elkaar zet.
Ik ga eens kijken. Joehoe! Hey!”
Een paar mannen komen voorzichtig uit het bos. Ze wonen er momenteel met een 25t-al. Een stuk of 10 zijn momenteel hun geluk gaan wagen. Vorige week is er één in Engeland geraakt. Dat geeft hen hoop en doet de andere verhalen wat vergeten. Verhalen van angst voor de honden. Verhalen van aangereden worden bij ’t oversteken van de snelweg. Verhalen van in ‘t water vallen als je langs een ketting op een grote boot probeert te klauteren…
Twintig minuten later zit ik op een boomstronk in het tweede Pakistani-kamp. De meeste kampbewoners zijn mee gestapt tot aan de wagens om materiaal op te halen. Ik luister naar de verhalen van drie mannen. Ze zijn hier al maanden. Tussen ons brandt een vuur.
Op een rooster staat een pot water op te warmen. Daarnaast een pan waar de laatste drie eieren in gebakken worden. Een oud stuk brood wordt geroosterd. “Please, eat with us. You are a friend now.” Ik bedank, maar ze blijven aandringen. Ze vinden het een eer als ik mee zou eten. Ze willen iets terugdoen. We delen. Broederlijk. “There is no leader in our camp. We are like one family. We speak the same language, we have the same dream…” Het water is warm. Eén van de mannen kan zich douchen. Tussen vier bomen hangen dekens en zeilen gespannen, op de grond ligt een palet.
“Nice shower!”
Bruno roept me. We worden blijkbaar terug in het eerste kamp verwacht. Ze hebben er thee gemaakt. We helpen schoenen passen en diepen nog mutsen op uit de koffer. Ondertussen luisteren we naar de verhalen over de lange weg die ze afgelegd hebben. Bijna allemaal langs hetzelfde traject, om dan via Griekenland en Italië in Frankrijk langs de kustlijn te stappen tot hier in Duinkerke. Hun schoenen hebben dus best wel al wat kilometers afgelegd. Hier scheuren ze hun schoenen vooral bij het vluchten voor de politie.
De vijgen en dadels die we mee hebben, gaan de kring rond. De smaak van thuis. “Strong food!” Naast mij staat een man van 51. Hij wil niet zitten. Hij zit al zo veel. Wachten, wachten,… de dagen duren lang. Misschien moeten we een volgende keer een voetbal meebrengen? Of cricket! De ogen van de heren stralen. Cricket, ja dat zou fantastisch zijn. De man vertelt me over zijn zonen. Zeventien, vijftien en dertien.
Of ik ook kinderen heb? Ik praat over onze 3 koters. “Do you have a picture?” Ik tover mijn gasten tevoorschijn op het scherm van mijn telefoon. “Waw, they look like you. It’s a strong boy, I see!”. Ik vraag hem of hij ook een foto heeft. Hij schudt zijn hoofd en zwijgt.
Een aantal mannen halen water en beginnen zich wat te wassen. Tijd voor het gebed. Ook in deze moeilijke omstandigheden. Zeker in deze moeilijke omstandigheden. Wij vertrekken. De handdrukken zijn net iets steviger dan bij aankomst.
We pikken een aantal anderen van onze groep op aan het zaaltje waar gezinnen en vrouwen met kinderen momenteel nog opvang vinden. Aan de deur staat een bewaker. Hier kom je niet zomaar binnen. De gordijnen gaan ook dicht als wij er plots met 5 wagens aangereden komen. De kinderkleren en –spullen bieden uiteindelijk toch het nodige vertrouwen. Aarzelend komen er een paar zelfs mee stoepkrijten. Het eerste wat ze op de grond schrijven is… London…
We rijden verder naar het grootste kamp. Een deel van de groep was daar eerder al vandaag, maar vond er zeer weinig volk. Om 15 uur zou daar straks eten bedeeld worden. Waarschijnlijk kunnen we er meer volk verwachten dus. We ontmoeten er een groep Nederlanders die elke eerste zaterdag van de maand langskomen met thee en (veel) suiker.
Maar misschien nog belangrijker: ze hebben een stroomgenerator mee en heel wat verdeelstekkers. Telefoons en powerbanks worden opgeladen. Wat verder staan Britten. Ze hebben vers fruit en wat voetballen. Balspelen zijn internationaal. Geen moeilijke spelregels nodig om een balletje in ’t rond te trappen. Wie zijn bal verliest aan de speler in het midden, neemt zijn plaats in. Simpel, maar verbindend.
Ondertussen installeren Ann en Wouter (die ook al de hele dag mee zijn) zich aan de ingang van het kamp. Ze hebben thermossen vol warm water mee. Samen met de ligstoel, enkele flessen shampoo en een stapel handdoeken toveren die hun auto om tot een minikapsalon. Het start wat aarzelend, maar eens de eerste durft zitten, is de boel vertrokken. Haren worden gewassen. Met wárm water! De zachte en verse handdoek doet deugd. In de zijspiegels van de auto worden haren gekamd. Met een frisse kop en frisse moed gaan ze weer verder.
Rond 16 uur vertrek ik. Terug naar huis. Liever geen muziek in de wagen, even de verhalen laten bezinken. “Un autre monde est possible”, lees ik op een hoogspanningscabine. Naast de broodnodige kleren, schoenen en voedsel heeft vooral het menselijke indruk op me gemaakt.
De tijd nemen om te luisteren. Om te krijten. Om haren te wassen en tegen een bal te sjotten. Ik heb mooie mensen ontmoet vandaag.
Mensen die niet opgeven.
Aan beide kanten van ’t verhaal.