1 jaar op reis - deel 2: Bolivië
Jan vertrok een paar maanden geleden op reis. Niet zomaar op reis. Wel voor 1 jaar. Alles achterlaten om met het gezin een jaar lang door Zuid-Amerika te trekken.
Dat is pas een inspirerende uitdaging. Hier op Vaderklap deelt hij regelmatig zijn ervaringen. Zo kon je hier al zijn eerste deel lezen. Een meer frequente update lees je op hun blog (link). Het woord is aan Jan.
Het land stal 8 jaar geleden al eens m’n hart, en zelfs na een maand rondwandelen door de verschillende bergketens, jungles, hoogvlaktes en steden blijft het onmogelijk de uitgestrektheid en pracht van dit land te beschrijven.
Net na onze aankomst komt één ding al snel terug in mijn herinneringen. Het verkeer in Bolivië is pure waanzin. Veel circulatie, weinig plan. Voor we vertrokken kregen we vaak de vraag of de jungles van Zuid-Amerika niet te gevaarlijk zijn voor kleuters. Ik kan je verzekeren dat tijdens een avondwandeling slangen en spinnen zoeken niets is in vergelijking met een straat oversteken in Bolivië.
Al bij de eerste rit in de taxi wordt snel duidelijk dat gordels decoratie zijn, verkeersregels onbestaande, pinkers vervangen werden door luid getoeter (wie eerst van zich laat horen heeft voorrang of zoiets), en verkeerslichten zijn indicatief (voor voetgangers hangen ze er eerder omdat er budget over was dan omdat er iemand naar zou kijken).
Veel van de wegen die ze in Bolivië en Peru als hoofdweg gebruiken zouden we in de Ardennen gebruiken als wandelpad. Lange slingerende zand en kiezelpaden brengen je van de ene naar de andere bergtop. De wagenziekte die we in de nachtbussen redelijk goed onder controle hebben, blijkt moeilijker in te houden tijdens langere ritten op deze kronkelwegen over bergpassen.
Mijn atheïstische zelf is ook niet volledig gerustgesteld als blijkt dat (nog steeds) de voornaamste autoverzekering eruit bestaat dat je een sticker op de achterruit kleeft met de boodschap dat Jezus de co-driver is, en iedereen nog steeds en masse naar Copacabana rijden om daar hun wagens te versieren en laten zegenen door de priester om zo weer een jaartje veilig te zitten.
Maar los van het verkeer dus is er voor mij nog steeds geen enkel land dat zo weids en overdonderend is als Bolivië. We beginnen onze tocht door Bolivië langs Sucre, de geografische hoofdstad van het land (politiek zit alles in La Paz). Mijn inner-nerd (en die van de kinderen) wordt meteen vrolijk als blijkt dat de hele stad is aangekleed als een soort pretpark in het teken van de dino-sporen, -skeletten, en verschillende fossielen (als je ooit eens van een glijbaan wil gaan in de vorm van een diplodocus op ware grote, Sucre is de place to be!).
We gaan van heel hoge plaatsen (tot 4000m) tot in de Jungle. Deze afwisseling brengt veel nieuwe indrukken met zich mee, al heeft Mirte soms wel wat last van hoogteziekte als we te snel stijgen. Onderweg leerden Seppe en Mirte ook al een paar woordjes Spaans en vertederen ze alle Bolivianen door af en toe eens ola, ciao, of “la cuenta por favor” te zeggen. Mirte vindt het trouwens ondertussen ook niet meer dan normaal dat ze door haar blonde krullen en blauwe ogen aanbeden wordt hier.
Eén van de zaken die vaak bovenkwam, en dat ook wel steeds in m’n eigen achterhoofd bleef hangen, als we over onze reis vertelden was of we niet bang waren dat de kinderen een leer-achterstand gingen opbouwen. Na een kleine twee maand reizen wordt al snel duidelijk dat Seppe en Mirte heel de tijd enorm veel bijleren, en dat we vooral moeten zien dat we traag genoeg blijven reizen dat ze niet te veel prikkels te verwerken krijgen.
De tijd die je hebt om dingen te doen en ontdekken blijft ook een enorm belangrijke factor hiervoor. Als we wol vinden dat aan een tak bleef hangen, maken we daar in de middag zelf draad van, en leren Seppe en Mirte vervolgens haken om zo zelf een armbandje te maken. Als we een koffieplant vinden roosteren we zelf onze bonen en zetten een kop koffie (en hoewel ik geen koffie lust kan je het na zo’n experiment ook niet maken om niet te proeven...).
Wat me het meeste opvalt is hoe snel ze zelfstandig aan het worden zijn. Omdat we de hele tijd andere mensen tegenkomen, op andere plaatsen slapen, en andere zaken zien, wennen ze verbazingwekkend snel aan het reis-leven. Alleen blijft het soms moeilijk om het enthousiasme (en bijhorende lawaai) van kleuters soms even uit te stellen tot we bij een plek zijn waar dat wel geventileerd kan worden (en dus niet een busrit of een hotel om 6u ‘s ochtends).
Een nadeel van dat zelfstandig worden (los van mijn vaderhart waarvoor het sowieso allemaal meestal te snel gaat) is wel dat bij momenten onze kinderen halve wilden worden. Als Mirte 5 minuten heeft krijgen we een soort zandmonster in de plaats terug, Seppe blijkt in navolging van Pipi Langkous een dingenzoeker te zijn en raapt alles op wat hij vindt.
In principe is dat geen probleem, maar in een jungle vol slangen, spinnen en kogelmieren toch niet ideaal.
Na een maand Bolivië trokken we verder naar Peru waar we nu zitten. 8 jaar geleden waren we nu ongeveer aan onze terugreis begonnen, deze keer voelt het alsof we nog maar net vertrokken zijn.
Groeten uit Cusco!
Jan